Nee, als het gaat om bijzondere jachten heeft het in 1937 aan kroonprinses Juliana en echtgenoot Bernard aangeboden cadeautje ‘Piet Hein’ voor mij afgedaan als nummer één. Dat komt door het boek ‘Nymphaea, autobiografie van een jacht’. Het beschrijft de geschiedenis van een klassieke 30 meter lange bakdeksalonkruiser en zijn eigenaren. In 1917 op de Haarlemse Conrad-werf te water gelaten als ‘grootste ooit in Nederland gebouwd jacht’. Ontwerper was Henri De Voogt, vader van de afgelopen december overleden eveneens jachtontwerper Frits De Voogt en in 1949 oprichter van Feadship. Selfmade havenbaron Albert Goudriaan (1871-1945) had hem ondanks De Voogt’s jonge leeftijd in 1916 de opdracht toevertrouwd. Dankzij de geslaagde Nymphaea zou de Voogt later ook de Piet Hein ontwerpen. Er bestaat dus toch een verband tussen de twee. Geen enkele column zal recht kunnen doen aan de inhoud van het genoemde boek. Desondanks een poging.
Auteur en eigenaar van dit eerder totaal verweesde historische pareltje van de Nederlandse jachtbouw is Dick Pels (1948). Met behulp van een bankgarantie van zijn ouders kocht hij in 1978 de tot Lord Onrust omgedoopte Nymphaea, die in de Amsterdamse Houthavens was verdaagd – toen een vrijhaven voor havennomaden en drijvende wrakken. De boot was in de Tweede Wereldoorlog in beslag genomen door de Nazi’s, daarna teruggevonden en had decennialang een hele rits wisselende eigenaren gezien. Pels kocht de boot om erin te wonen. En dat is nu al 45 jaar lang zo gebleven. Daarmee heeft Pels de Nymphea van de ondergang gered. Naar eigen zeggen heeft hij dit wel ‘met z’n leven’ moeten betalen. De twee levens van boot en eigenaar raakten namelijk totaal vervlochten met elkaar.
Pels heeft zijn brood verdiend als socioloog. En dat kun je merken. Het boek is veel meer dan het verslag van een jarenlange restauratie. ‘Het was bizar en ironisch dat sommige van mijn radicale studenten, die heilig geloofden in de marxistische romantiek van de arbeidersklasse, geen notie hadden van het feit dat ik in mijn vrije tijd als luxe-arbeider hetzelfde werk deed als de ijzerwerkers van de NDSM-werf.’ Hij filosofeert hoe je in je boot kunt wonen, maar ook hoe die boot in jou kan gaan wonen. Over het vervagen van de begrippen ‘persoon’ en ‘ding’. Kan een drijvend ding een ziel hebben? En kun je als slaaf van je boot zelf ‘verdingelijken‘? Vandaar de subtitel van het boek ‘autobiografie van een jacht’. En dan heb je natuurlijk de problematische driehoeksverhouding man-vrouw-boot. De Nymphaea koste hem minstens twee relaties. Is een relatie met én een vrouw, én een boot geen regelrecht geval van bigamie?
We dreigen af te dwalen en voorbij te gaan aan de rijke geschiedenis van de Nymphaea. Eigenaar Albert Goudriaan behoorde tot de vroege havenbaronnen van Rotterdam. Hij had zich opgewerkt van bakkersknecht tot medeeigenaar van de expediteursfirma en rederij Van Nievelt, Goudriaan & Co (Nigoco) en besteedde een ander deel van zijn tijd en rijkdom aan kunst, cultuur en maatschappelijke doelen. Zo was Goudriaan ook directeur van de Zuid-Hollandsche Maatschappij tot Redding van Schipbreukelingen. Wat het boek mede zo interessant maakt is de uitgebreide aandacht voor deze nieuwe Rotterdamse elite in het begin van de twintigste eeuw. Kloppend hart was de Veerhaven met z’n KRZV ‘De Maas’, omgeven door de statige gebouwen van de succesvolle rederijen en bevrachters. De thuishaven van de Nymphaea. Vanzelfsprekend dat deze geslaagde ondernemers met nieuwe ideeën ook contact kregen op hoog niveau. Gevolg daarvan was dat de Nymphaea op 1 april 1922 koningin Emma samen met de Goudriaantjes naar Brielle bracht voor de viering van het 350-jarig ontzet. Daardoor krijgt de Nymphaea ten onrechte nog wel eens het predikaat ‘Jacht van koningin Emma’. Later dat jaar voer de Nymphaea als vlaggeschip van vijftien KNMC-jachten met bezoekers aan het toenmalige ‘Wereldcongres’ door het Groene Hart.
Opvallend zijn de vele mijlen die de Goudriaans met de Nymphaea maakten. In de jaren 20 varen ze nota bene vier maal naar de Oostzee. Weliswaar met bemanning, maar toch voor die tijd een even andere onderneming dan nu. In 1926 volgt ook nog eens een reis over de Rijn tot Koblenz en Bingen. Los van de talrijke reizen door Zuid-Holland en de rest van Nederland. Tot en met Terschelling aan toe. In het kader van mijlen maken voelt Dick Pels een dwingende behoefte ‘kruispaden’ te varen. Dat inhoudt dezelfde bestemmingen te kiezen als de Goudriaans eerder deden. Zo vaart hij al een jaar na zijn aankoop in 1979 naar Urk; net als de Nymphaea-familie in 1920 deed. Maar toen was Urk nog een Zuiderzee-eiland!
Doorzetter Pels verdient alle respect voor het fortuin en gezwoeg dat hij in de Nymphaea investeerde. Zonder zijn inzet had de Nymphaea – na die jaren van noeste arbeid en doorzetten weer in perfecte conditie – nooit de status van varend erfgoed (en hier) kunnen bereiken. Het boek bevat zo veel historische foto’s en verhalen over het jacht zelf, zijn tijd en z’n eigenaren, dat ik er gemakkelijk nog een volgend column aan zou kunnen wijden. Je kunt het natuurlijk ook kopen. Het is echt een aanrader. (‘Nymphaea, autobiografie van een jacht’, Dick Pels – ISBN: 9789464560503 – € 34,99)
Met vriendelijke groet,
Bert Kuijpers,
Opstapper van Nauticlink