Informatie voor de watersporter
Varen op de IJssel

Varen in Overijssel: prachtige vaarroutes

Overijssel heeft prachtige vaargebieden waar we zo een zomer kunnen vertoeven. Er is dus veel te ontdekken als je besluit te gaan varen in Overijssel. Denk aan de Weerribben, Beulakerwijde, het Zwarte Water en de IJssel die de westgrens van de provincie markeert. Kampen, Zwolle en Deventer zijn heerlijke steden aan het water. De Overijsselse Vecht loopt van west naar oost. Het oostelijk deel van de provincie heeft minder vaarwater, maar is wel bereikbaar via diverse kanalen

Het nieuwe Rondje Kampen

Als we het hebben over varen in Overijssel, dan is Kampen een mooi startpunt. Deze stad ligt in het noordwestelijke puntje van de provincie. Met de komst van het nieuw uitgegraven water het Reevediep ten zuiden van de stad, is Kampen in feite een eiland geworden. Je zou zeggen dat dat de stad kwetsbaar maakt voor hoge waterstanden van de IJssel. Die komen door klimaatverandering immers steeds vaker voor. Maar het omgekeerde is het geval, het Reevediep is juist bedoeld om water af te voeren en de stad te beschermen. 

Mooie bijkomstigheid is dat wij er een prachtige tweedaagse vaarroute in Overijsel bij hebben gekregen: het rondje Kampen. Ten noorden van de stad is de mysterieuze IJsselmonding met talloze eilanden en kreekjes. Over het Vossemeer gaan we dan weer zuidwaarts. Dit meer is ondiep buiten de geul en heeft daardoor een prachtige natuur waar de imposante Zeearend dagelijks zijn rondje doet op zoek naar een lekkere gans die even niet oplet. We varen over de Drontenmeertunnel en gaan nu bakboord uit het Reevediep op. Uiteindelijk brengt de Scheeresluis ons weer op de IJssel en kunnen we met de stroom mee weer naar Kampen.

Gillende keukenmeiden in Zwolle

Kiezen we er bij het uitkomen van de Scheeresluis voor om stroomopwaarts te gaan varen, dan pakken we meteen een mooi stuk van de IJssel mee, een prachtige rivier die er echt bij hoort als je in Overijssel gaat varen. De rivier maakt flinke slingers zodat we heel wat meters moeten varen om hemelsbreed enigszins voortgang te maken. Maar-ach, we zijn op vakantie. Hier kom je helemaal tot rust. 

In de eerste buitenbocht kunnen we het Koeluchtergat invaren om rustig te picknicken. Deze zijarm loopt dood, dus voor het vervolgen van onze tocht gaan we terug de IJssel op waar we de rivier verlaten hebben.

Zien we de Nieuwe IJsselbrug Katerveer voor ons, dan is het tijd om het Zwolle-IJsselkanaal op te gaan voor een bezoek aan de stad. Via de Spooldersluis komen we op het Zwarte Water en als we op de splitsing stuurboord uitgaan, ligt de historische binnenstad voor ons. Lukt het om aan de Thorbeckegracht een passantenplek te vinden, breng dan eens een bezoek aan de Gillende Keukenmeiden aan het Meerminnenplein. Dit is geen wilde attractie maar een ontbijt- en lunchcafé met de lekkerste taarten van Zwolle. 

Naar de Kop van Overijssel varen

We noemden al het Zwarte Water dat ons het laatste stukje naar het centrum van Zwolle brengt. We kunnen ook de andere kant op, terug naar het noorden. Dan voert het Zwarte Water via Hasselt, Zwartsluis en Genemuiden naar het Zwarte Meer. 

Bij Zwartsluis kunnen we het Meppelerdiep op en de Beukersgracht brengt ons naar de ondiepe Belterwijde. Blijf in de geul, want hier staat echt weinig water. Voorbij brug de Blauwe Hand is dat anders. De Beulakerwijde is mooi diep. Dit is het grootste meer in de Kop van Overijssel. En we schrijven Kop met een hoofdletter want de Kop van Overijssel is de naam van deze natte streek.

Verdwenen dorp

Bezoek wanneer je Overijssel varend gaat verkennen vooral ook de Beulakerwijde. Dit is een van de eerste veenafgravingen van de streek. De Romeinen ontdekten al dat turf, dat gemaakt wordt van veen, goede brandstof is. In de Middeleeuwen wordt er in de Kop van Overijssel volop turf gestoken. Over de Zuiderzee varen schepen de turf af naar Holland. Maar tegen het eind van de Middeleeuwen schiet de turf-industrie volstrekt door. Het veen, dat onder water is gegroeid uit dode plantenresten, moet een tijd drogen op zogenaamde legakkers. Maar deze legakkers bestaan ook uit veen. Met de toename van de vraag naar turf worden de legakkers smaller en smaller. Zo smal dat ze regelmatig instorten of verzakken. 

Midden in wat nu het mooie vaarwater de Beulakerwijde is, ligt het dorp Beulake, gebouwd in 1360. De smalle legakkers komen dichter en dichter bij het dorp, want-ja, daar zit turf. Natuurlijk gaan er stemmen op dat het gevaarlijk wordt. Maar de inwoners verdienen hun geld met de turfindustrie. 

Tijdens een zware storm in 1775 gaat het al bijna verkeerd. Veel legakkers storten in en wonen in Beulake wordt een hachelijke onderneming. Het jaar erop gaat het echt mis. Opnieuw woedt er een zware storm. Dit keer breken de dijken en het zoute water van de Zuiderzee kolkt tot ver landinwaarts. De vloed verandert het gebied ingrijpend. En nu moet Beulake er wel aan geloven. De kerk blijft overeind maar staat midden in een groot meer. Alle legakkers zijn verdwenen. De laatste 50 bewoners worden na 36 bange uren gered uit deze kerk, die het uiteindelijk ook begeeft.

Tegenwoordig staat er op de plek van Beulake een monument in de Beulakerwijde. Het is een stalen frame in de vorm van een kerktoren.

Genieten in Blokzijl

Rondom de Beulakerwijde zijn heerlijke steigers in het riet waar je lekker kunt liggen om te genieten van de rust. We kunnen het meer op drie manieren verlaten en alle vaarwegen brengen ons dieper de Kop van Overijssel in. Via de Walengracht komen we op het Giethoornse Meer. Hier is het weer ondiep buiten de geul. Maar die is gelukkig goed aangegeven.

Brouwerijwinkel Klinkert in Blokzijl

We gaan verder met onze ontdekkingstocht door Overijssel en varen bakboord uit over de Valse Trog. Daar zien we al snel de kerktoren van Blokzijl. Een prima plek om de nacht door te brengen. Rond de haven zijn verschillende leuke cafés en restaurants en De Halte is een prima snackbar. Grand Café Prins Mauritius heeft een uitstekende keuken. De naam is wat pretentieus maar het eten is er uitmuntend en ook betaalbaar.

Gaan we terug naar het Giethoornse Meer, dan kunnen we over de Thijssengracht naar Giethoorn. Uiteraard moet je dit dorp, waar men nog altijd met de punter naar de kruidenier vaart, een keer gezien hebben. Maar bedenk je vooraf dat bussen vol toeristen dit ook een keer in hun leven gezien willen hebben. Misschien toch maar overslaan, want er is nog zo veel moois te zien. Wanneer we verder noordelijk door Overijssel varen, dan ligt daar het Nationaal Park de Weerribben, ook een schitterend vaargebied.

Dit bericht is geschreven door Klaas Wiersma, onafhankelijk watersport journalist voor Nauticlink. Wil je reageren op dit bericht? Laat hieronder een reactie achter of stuur Klaas Wiersma een e-mail via nieuwsdienst@nauticlink.com of contact hem via linkedin

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Ontvang wekelijks ons watersportnieuws-overzicht