Informatie voor de watersporter

Voorpublicatie resultaten 2013-onderzoek Stichting Bevordering Motorbootvaren

PERSBERICHT
Heerenveen – In december 2013 is gedurende drie weken een online enquête uitgezet bij onder andere de volgers van de blog motorbootzaken.nl, via de ledennieuwsbrief van de Verbond Nederlandse Motorbootsport (VNM), bestuursleden verenigingen en vele overige watersportcontacten. De respons totaal was 443 reacties hetgeen een forse verhoging is ten opzichte van het aantal respondenten van het onderzoek in 2012. Bij een betrouwbaarheid van 95% geeft het aantal respondenten van 443 een acceptabele foutenmarge van minder dan 5%.
SAMENVATTING
1. De antwoorden bevestigen dat het onderzoek onder de juiste doelgroep heeft plaats-gevonden. Het zijn allen motorbootvaarders, van starters tot uiterst ervaren vaarders, met het accent op motorboten tussen de 7 mtr en de 15 mtr. Respondenten hebben zelf hun mate van praktijk-vaarervaring aangegeven.
2. Van alle ondervraagden is 18% lid van een VNM-vereniging, 43% van een KNWV-vereniging, 6% is lid van een niet-aangesloten vereniging, 23 % is geen lid van een vereniging.
3. 28 % van alle ondervraagden geeft aan in het bezit te zijn van het Vaarbewijs 1 en 54 % van Vaarbewijs 1 en 2.
Bijna 10% van de groep zeer ervaren vaarders heeft geen Vaarbewijs. Er is hierbij nauwelijks verschil tussen leden van één van de overkoepelende watersportorganisaties en niet-aangesloten watersporters.
4. Een meerderheid van 56% van alle ondervraagden vindt het Vaarbewijs een prima theoretische basis voor het motorbootvaren. Niet-aangesloten watersporters vinden dat echter méér (69%) dan de wél aangesloten verbondsleden (55%).
Wel vindt 60% van de ondervraagden dat aan het theoretische Vaarbewijs een praktijk -module zou moeten worden gekoppeld.
5. Van alle ondervraagden vindt 57% dat het wenselijk is de lengtegrens van 15 mtr voor het verplichte Vaarbewijs te verlagen. VNM-leden vinden dat overigens méér (64%) dan KNWV-leden (52%).
Daarnaast vindt 33% van de respondenten dat de lengtegrens gehandhaafd kan blijven op 15 mtr. Meer KNWV-leden vinden dit ( 39%) dan VNM-leden (27%).
Bij de 20 km- snelheidsgrens voor snelvaarders ligt dat beduidend anders, namelijk van alle ondervraagden vindt slechts 17% dat deze grens verlaagd zou moeten worden. Ruim 32 % is voor handhaving van de 20 km-grens.
6. De CWO-lijn voor motorbootvaren is de grote onbekende bij motorbootvaarders: 58% heeft hier nog nooit van gehoord en nog eens 26 % geeft aan er wel van gehoord te hebben maar niet weet wat CWO inhoudt. Kortom, zo’n 84% van alle ondervraagden zegt het CWO –praktijkvaren eigenlijk niets. Bij VNM-leden ligt dat percentage zelfs op 90%, bij KNWV-leden op 82%.
Opvallend is het ook dat bij diegenen die aangeven dat ze zeker zijn geïnteresseerd in een praktijkopleiding, ook 58 % aangeeft nooit van CWO-Motorbootvaren gehoord te hebben en 28% heeft er wel van gehoord maar weet niet wat het inhoudt.
Van diegenen die aangeven dat ze volledig onbekend zijn met het CWO-Motorbootvaren geeft 57% aan dat ze ook geen wens hebben om hun praktijkervaring te verhogen.
7. De behoefte om, naast het theoretische vaarbewijs, extra praktijk opleidingsmogelijkheden voor bijvoorbeeld specifieke situaties aan te bieden, ligt erg gespreid: 30% van alle ondervraagden geeft aan deze behoefte wel of in een beperkte omvang te hebben, 40% geeft aan hieraan geen behoefte te hebben.
Wel geeft 27% van alle ondervraagden aan dat dit in verenigings- of verbondsband zou moeten worden aangeboden.
8. Op de individuele vraag naar een eigen praktijkopleidingtraject antwoordt 55% dat ze voldoende praktijkervaring hebben en geen wens hebben om die te verhogen, 29 % geeft aan dit wel te willen en 14% geeft aan zo’n aanbod wel te zien zitten maar zal er geen gebruik van maken. Verenigingen en de beide watersportorganisaties worden met name genoemd om een rol te spelen bij het aanbod van praktijkopleidingen in één of andere vorm: individueel, in een groepje, als merkenclub etc. Een kleine minderheid (13%) geeft aan dit te willen via een commerciële vaarschool.
9. Als toetje heeft dit onderzoek gevraagd naar de relatie tussen eigenaren/schippers van motorboten en huurders/verhuurders van motorboten, als is het maar om de vooroordelen over elkaar in beeld te krijgen. Van alle ondervraagden geeft dan ook 60% aan dat men een slechter vaargedrag ervaart bij huurders dan bij eigenaren van schepen.
Verder vindt 27% van de motorbootschippers dat er een aangescherpte vaarbewijsplicht zou moeten gelden voor huurders terwijl zelfs 54% van de schippers van mening is dat verhuurders een verplichte theoretische- én praktijktest vóóraf zouden moeten afnemen bij hun huurders.
De zeer en uiterst ervaren vaarders zijn zelfs met een 100%-score van mening dat zij het vaargedrag van huurders als slechter ervaren.
Een minderheid van 12% van alle ondervraagden vindt dat huurders van schepen korter dan 15 mtr niet afwijkend behandeld moeten worden .
10. Van alle ondervraagden vindt 50% dat verenigingen en watersportbonden de opleidingen om veiliger en correcter te kunnen laten varen in alle vaargebieden, dus los van vaarbewijs- en COW-opleiding, zouden moeten oppakken; 33 % ziet hiervoor een taak bij commerciële vaarscholen.
– De complete set informatie en tabellen zijn op te vragen per mail bij : motorbootzaken@kpnmail.nl
– Alle antwoorden van het onderzoek zijn op te vragen en beschikbaar
– Er zijn zeer veel aanvullende en interessante commentaren gegeven door de deelnemers, ook beschikbaar per vraag.
Meer informatie  Motorbootzaken – Stichting Bevordering Motorbootvaren

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Ontvang wekelijks ons watersportnieuws-overzicht