Op veertien jaar na zijn we een eeuw verder. Een eeuw! Dat bedenk ik me, wanneer ik de Waterkampioen van 28 januari 1938 doorblader. Hoe ik aan het tijdschrift kom? Dat herinner ik mij niet meer. Waarom ik het bewaar? Omdat ik grote moeite heb met het weggooien van historische ‘rommel‘. Schijnt een ‘mannen-dingetje’ te zijn. Ruim een halve eeuw voor de internet-revolutie verscheen de gedrukte Waterkampioen (‘wekelijksch orgaan van de afdeeling watertoerisme van den Koninklijken Nederlandschen Toeristenbond A.N.W.B. – De koninklijke verbonden Nederlandsche watersport-vereenigingen – den Nederlandschen kanobond’) dus nota bene nog zo’n vijftig keer per jaar.
Het 90 pagina dik papieren medium onder redactie van H.C.A. van Kampen – vermeld met zijn privéadres (..) Vliegheiweg 6, Huizen (N.-H.) Telefoon Bussum 6336, inmiddels een authentiek Gooisch miljoenen villaatje – staat boordevol advertenties van particulieren en bedrijven, nieuwe ontwerpen (!), wedstrijd- en reisverslagen. Wat opvalt is de ruime aandacht voor de roeisport. Het valt moeilijk te verklaren waarom we in onze indoor gym-bubbel wel volop fitness-roeien, maar deze tak van watersport zich outdoor minder heeft weten te handhaven. Wat mij verder opvalt: ook toen was de zee al voor veel watersporters het ‘ooit’ te bereiken doel.
Wie nu zijn grenzen verlegt naar het open water, kan rekenen op de KNRM als volmaakt hulpverlener. 24/7 oproepbaar zodra er ook maar iets fout gaat. Gewend aan alle comfort en omringd door alle mogelijke elektronica, vinden we het desondanks nog steeds ‘eng’ het ruimere sop te kiezen. Watersporters die voor de Tweede Wereldoorlog zee op gingen, waren uitzonderingen. De toenmalige reddingmaatschappijen bedienden op een enkele uitzondering na de beroepsvaart. Meer dan een kaart, kompas, peilinstrument, en een vuurpijl in de hoop gezien te worden in geval van nood had een watersporter in die tijd niet. Wel even een verschilletje. Watersporters op zee waren een groot deel van de twintigste eeuw veel meer aan zichzelf overgeleverd. Nu geldt ‘gered worden’ welhaast als een recht. Daarbij lijken we als burgers van een maatschappij vol comfort en vangnetten ook minder gehard. Misschien wel ‘verwend‘. Ik vraag me regelmatig af of onze huidige jachthavens aan zee, IJsselmeer of in Zeeland zónder KNRM net zo vol zouden liggen.
In die bewuste Waterkampioen schrijft de heer Ernst Crone (flevolandsgeheugen.nl, en Fellowship Scheepvaartmuseum), eigenaar van kitsjacht ‘Frida’ en voorzitter van de ‘Koninklijke Nederlandsche Zeil- en roeivereeniging’ (Muiden) in 1938 over zeilen op zee: “Zucht naar avontuur, lust om vreemde plaatsen te bezoeken en onbekende vaarwaters te doorkruisen, wellicht ook de wensch om eigen krachten en die van het schip te meten, vormen drijfveeren tot het ondernemen van zeiltochten op zee.” Om door te gaan met “Een onschuldige sport is het niet. Het is een ernstig spel. Hij die deze sport beoefenen wil, overwege van te voren ernstig of hij opgewassen is tegen de moeilijkheden, welke verwacht kunnen worden, alsmede tegen de vermoeienissen van de reis.“
Ook al zijn we zowat een eeuw verder, toch goed om aan het begin van het seizoen nog even doordrongen te raken van de basis. Het kan nooit de bedoeling zijn dat de KNRM meevaart als ‘extra bemanningslid’. In beginsel moet je het nog steeds zelf doen. Daarbij is wel één ding zeker. Dat ‘zoet inwisselen voor zout’ dankzij alle mogelijke techniek en elektronica voor ons stukken simpeler en minder risicovol is. En alleen hoef je je ook niet meer te voelen. Een paar decennia terug lagen wij in Makkum boord aan boord met een boot net terug uit Terschelling. In twijfel of we nu wel of niet zouden wagen het Wad op te gaan, vroegen we advies aan de buren. Dat luidde: “Doen, ‘t is gewoon filevaren achter de ander aan. Een makkie. We hebben maar één keer vastgezeten op de Boontjes…”. Hij had gelijk. En dat vastlopen hebben we toen zelfs weten te voorkomen.
Met vriendelijke groet,
Bert Kuijpers,
Opstapper van Nauticlink